Rapport WODC geeft daadkracht van juristen duidelijk aan
Juristen kunnen sneller handelen als een advocaat.
Op 1 juli 2011 werd de competentiegrens van de kantonrechter verhoogd van € 5.000 naar € 25.000. De competentiegrens is een financiële grens, die bepaalt of een civiele handelszaak wordt behandeld door een kantonrechter of een handelsrechter. Handelszaken met een financieel belang tussen € 5.000 en € 25.000 vielen tot 1 juli 2011 onder de competentie van de handelsrechter, en na die datum onder de kantonrechter. Daarmee verandert ook een aantal spelregels voor het voeren van een gerechtelijke procedure in zo’n zaak.
Advocaat niet langer verplicht
Zo zijn partijen niet langer verplicht een advocaat in te schakelen en bestaat de mogelijkheid om bepaalde stappen in de procedure mondeling af te handelen, waar in de oude situatie schriftelijke stukken verplicht waren. Gedaagde partijen hoeven ook geen griffierecht meer te betalen. De kantonrechter wordt verondersteld informeler te werk te gaan, en wat meer te zoeken naar praktische oplossingen, zonder de zaken tot op elk juridisch detail te ‘fileren’. Het is goed gebruik bij onderzoek ter evaluatie van een wet of maatregel te kijken naar het doel ervan, en dat centraal te stellen in de evaluatie. In deze studie is dat doel het toegankelijker maken van de rechtspraak. Daarbij past echter een kanttekening. Het doel van ‘toegankelijkheid’ wordt weliswaar genoemd in de memorie van toelichting bij de wetswijziging, maar uit het traject dat vooraf ging aan het wetsvoorstel blijkt echter dat de competentiegrensverhoging geen antwoord was op een dringende wens de toegankelijkheid van de rechtspraak te vergroten. Twee commissies, die doorslaggevend waren in de besluitvorming, zagen de competentiegrensverhoging als een onderdeel van een groter plan, dat een vorm van procedurele differentiatie – waarbij zaakstromen meer naar complexiteit worden onderscheiden – binnen de rechtspraak mogelijk moest maken. Ook dát doel werd genoemd in de memorie van toelichting, maar werd opgeschort bij de behandeling in de Eerste Kamer. In het politieke debat over de competentiegrensverhoging was veel aandacht voor de vraag welke gevolgen het zou hebben indien de verplichte bijstand van een advocaat aan rechtzoekenden zou komen te vervallen. Ook in het onderzoek is daaraan ruim aandacht geschonken. Er is onderzoek verricht naar het type gemachtigden dat onder de nieuwe condities wordt ingeschakeld, de kwaliteit van de hulp die deze gemachtigden leveren en naar relaties tussen het type gemachtigde en het verloop van de gerechtelijke procedure.
Juridische organisaties beter dan een klein kantoor
Bij deze vergelijkingen is ook het optreden van partijen zonder gemachtigde (‘doe-het-zelvers’) betrokken. Voor het evaluatieonderzoek is een drieledige probleemstelling geformuleerd: 1 Is de gerechtelijke procedure in het zaaksegment met een financieel belang vanaf € 5.000 t/m € 25.000 voor rechtzoekenden toegankelijker geworden? 2 In hoeverre heeft de competentiegrensverhoging gevolgen gehad voor de kwaliteit van de rechtspleging in het zaaksegment met een financieel belang vanaf € 5.000 t/m € 25.000? 3 Welke neveneffecten worden waargenomen? De onderzoeksmethoden In het onderzoek is een mix van onderzoeksmethoden toegepast. Voor de meeste onderdelen is een voor- en een nameting uitgevoerd. Als ijkpunt is de situatie in 2010 gekozen (voormeting). Voor de nameting is de eerste helft van 2014 gekozen. In enkele gevallen worden gegevens van buiten die periodes gebruikt, om inhoudelijke redenen of de beschikbaarheid van data. 10 | Cahier 2016-14 Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Ter beantwoording van de vraag over de toegankelijkheid van rechtspraak in het competentiegrenssegment zijn gegevens verzameld over de hoeveelheid zaken die voor de rechter worden gebracht, de mate waarin verweer wordt gevoerd, de kosten die partijen maken in het kader van de procedure, het beroep op professionele gemachtigden, en de mate waarin partijen gebruikmaken van de mogelijkheid (in de nieuwe situatie) zonder professionele hulp te procederen, en/of mondeling te procederen. Hierbij zijn registerdata van rechtbanken gebruikt, aangevuld met gegevens die via dossieronderzoek en na enquêtes onder rechtzoekenden zijn verzameld. Ter beantwoording van de vraag naar veranderingen in de kwaliteit van de rechtspleging is eveneens gebruikgemaakt van registerdata, dossieronderzoek en enquê- tes onder rechtzoekenden. Er zijn zowel voor de oude als de nieuwe situatie zogenoemde peer ratings uitgevoerd, waarbij professionals de kwaliteit van de inleidende processtukken en van het optreden van gemachtigden (en doe-het-zelvers) ter zitting beoordeelden. Ook werden in de oude en de nieuwe situatie de tevredenheid van rechtzoekenden over hun gemachtigde, en de ervaren procedurele rechtvaardigheid gemeten. De toegankelijkheid van de procedure.
Toename van zaken via de rechtbank
Een toename van het beroep op de rechter De verhoging van de competentiegrens ging gepaard met een duidelijke toename van het aantal handelszaken met een financieel belang tussen € 5.000 en € 25.000. Dit gebeurde in een periode waarin de instroom van handelszaken met een hoger of lager financieel belang juist daalde. Bij de toename van het aantal zaken in het competentiegrenssegment gaat het niet louter om zaken die voorheen niet voor de rechter zouden zijn gebracht. In het verleden kwam het veel voor dat de eisende partij de eis beperkte tot € 5.000, om zo bij de kantonrechter te kunnen procederen. Na de verhoging van de competentiegrens verdwijnt die noodzaak, en worden deze zaken in het competentiegrenssegment aangebracht. De toename van de instroom die aan grotere toegankelijkheid kan worden toegeschreven bedraagt zo’n 20% tot 25%. Hierbij wordt aangetekend dat een matiging van de griffierechten (met maximaal € 314) voor deze zaken, die gelijktijdig met de verhoging van de competentiegrens plaatsvond, bijdraagt aan die toename. Zowel de competentiegrensverhoging als de matiging van de griffierechten kunnen als ‘prijsmaatregel’ worden opgevat en hun effect valt niet goed te scheiden. Wel is duidelijk dat de kostenbesparing ten gevolge van de competentiegrensverhoging aanmerkelijk groter is dan dat van de griffierechten. Eisers zijn geënquêteerd over de totale kosten die zij moesten maken voor de procedure. In de oude situatie lag de mediaan op € 3.000, in nieuwe situatie is dat € 1.000. De competentiegrensverhoging verlaagt niet alleen de drempel voor eisers, maar ook voor gedaagden. Gedaagden mogen nu ook zonder advocaat verweer voeren, kunnen dat desgewenst mondeling doen, en zijn geen griffierecht meer verschuldigd. Het percentage zaken dat bij verstek (zonder verweer) werd afgedaan daalde van 62% naar 47% (binnen het competentiegrenssegment). Gedaagden waren in de oude situatie € 3.500 (mediaan) kwijt aan de procedure, in de nieuwe situatie is dat € 1.500. Deze bedragen zijn inclusief een eventuele vergoeding van de door de wederpartij gemaakte proceskosten.